- leiden
- {{leiden}}{{/term}}1 [meenemen] lead2 [brengen, geleiden] bring ⇒ lead, 〈plant〉 train3 [met betrekking tot wegen] lead4 [de weg wijzen] lead ⇒ guide5 [in een toestand brengen] lead6 [besturen, in een richting sturen] manage ⇒ conduct 〈orkest, debat〉, direct 〈onderzoek, gesprek〉7 [sport] (be in the) lead8 [(een leven) doorbrengen] lead♦voorbeelden:1 iemand leiden naar • lead/steer someone towards2 in bepaalde banen leiden 〈ook van gesprek〉 • channel3 de weg leidde ons/onze route leidde door het dorpje • the road took/led us/our route led through the village4 zij leidde hem door de gangen • she led/guided him through the corridors5 de nieuwe bezuinigingen zullen ertoe leiden dat … • as a result of the new cutbacks, …tot niets leiden • lead nowhereleiden tot 〈felle discussies/de ontdekking enz.〉 • lead to, end intot niets leidend gepraat • talk that leads/gets one nowhere6 een school leiden • run a schoolde zaak leiden • be in chargezich laten leiden door • be guided/ruled by8 een druk leven leiden • lead a busy life
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.